Draagt het recht succesvol bij aan de het halen van de doelen uit het Energieakkoord?

Op 8 oktober jongstleden heb ik als forumlid een bijdrage geleverd aan de sessie “Energierecht” die onderdeel uitmaakte van de Energievakbeurs. De stelling waar de forumleden zich over dienden uit te laten was of de implementatie van Europese energieregelgeving in Nederland nu doelgericht of los zand was. In andere woorden draagt het (EU) recht succesvol bij aan het halen van de doelen uit het Energieakkoord en dus de energietransitie.

Makkelijke antwoorden

De stelling laat zich schijnbaar eenvoudig beantwoorden als je enkel aan de oppervlakte kijkt. Dezelfde dag van de sessie werden namelijk ook de resultaten bekend van de Energieverkenning 2015 en de “buzz” was dat het aandeel hernieuwbare energie in 2020 slechts op een zeer magere 11,9% zou uitkomen.[1]  Dit terwijl in het Energieakkoord 14% is overeengekomen. De conclusie lijkt dan ook eenvoudig; de wet- en regelgeving die de energietransitie mogelijk moet maken faalt hopeloos.

Effectieve wet- en regelgeving en het Energieakkoord

Mijn vraag was en is echter of deze oppervlakkige waarneming en het daaruit volgende makkelijke antwoord wel juist is. Is het inderdaad zo dat de juridische uitwerking van het Energieakkoord debet is aan het niet halen van de doelstellingen?

Om die vraag te beantwoorden heb ik een willekeurig aantal (mogelijke) juridische instrumenten uit de gereedschapskist van de overheid waarmee de energietransitie zou moeten of kunnen worden bewerkstelligd eens onder de loep genomen en geordend.[2]  De ordening die ik aanbracht is door de (mogelijke) instrumenten te rangschikken op basis van de (verwachtte) effectiviteit met betrekking tot het behalen van de energietransitie versus de (verwachtte) juridische complexiteit van het instrument. Onderstaand overzicht is het resultaat.

Winnaars en verliezers

Het overzicht spreekt voor zich. SDE+ en salderen zijn geslaagde instrumenten die positief bijdragen aan de toename van de hoeveelheid hernieuwbare energie in Nederland. Ook het instrument Wind op Zee is goed doordacht, strak geregisseerd en heeft de potentie in zich effectief bij te dragen aan het halen van de doelen uit het Energieakkoord. Over de postcoderoos zijn de meeste meningen ook duidelijk; te complex en dus niet effectief.[3] 

Zelf ben ik van mening dat er een wereld te winnen is indien de wetgever de opwek van lokale duurzame energie plaatst buiten de huidige STROOM-kaders en de regulering los laat. Creëer lokale energie-proeftuinen waar je buurman een netbeheerder kan zijn (excuus, ik moet nu “systeembeheerder” zeggen). Sluit de toezichthoudende-ogen voor wat daar gebeurt en zorg er enkel voor dat de mensen en bedrijven die in de proeftuin gaan wonen of werken bekend zijn met de risico’s, dat de proeftuin het systeem niet negatief beïnvloedt (en vice versa) en voorkom onveilige situaties. De Experimenteer AmvB is alles behalve dat. Dat instrument is als je dochter voor het eerst naar de disco laten gaan, maar dan wel zelf mee willen gaan.

Ook acht ik de route via de rechter die Urgenda heeft gekozen effectief om de overheid te dwingen tot minder CO2 uitstoot dan gepland om daarmee de transitie naar meer gebruik van hernieuwbare energie en energiebesparingen te versnellen.

Zie af van complexe instrumenten zonder effectiviteit

De conclusie die voorts getrokken kan worden is dat de overheid beter eerst kan vaststellen welk beleid effectief is om pas daarna de juridische instrumenten er bij te zoeken. Dat dit instrumentarium dan complex kan worden, “so be it”. Zo lang het maar resultaten oplevert. Een open deur natuurlijk, alhoewel de wetgever om electorale redenen soms toch kiest om met complexe maatregelen weinig effectief beleid na te jagen. De rol van de Raad van State om papieren tijgers te voorkomen is in dat kader een belangrijke. Langs deze lijn zou de overheid dus af moeten zien van weinig effectieve maatregelen die zeer complex zijn. Exit postcoderoos…..?

Probleem is niet de kwaliteit van de wet; oplossing ligt bij de overheid en onszelf

In de discussie die ontstond tijdens de sessie “Energierecht” werd tevens duidelijk dat het niet de kwaliteit van de wet- en regelgeving is die debet is aan het wel of niet slagen van de energietransitie. Nee, aan de kwaliteit van het juridische instrumentarium zal het veelal niet liggen. Het probleem zit hem meer in de politiek. Indien namelijk de ambitie van de wetgever [4] wat betreft de energietransitie beperkt blijft, dan zal zelfs met de inzet van de meest effectieve wet- en regelgeving het resultaat evenzo beperkt zijn.

Maar enkel verontwaardigd wijzen in de richting van Den Haag is te makkelijk. Het feit dat Rutte&Co minder ambitieus zijn dan je zou willen, betekent niet dat je zelf geen actie kan (of moet) nemen. Je zou al met een jaartje meer terugverdientijd genoegen kunnen nemen. Dat geldt voor zowel particulieren als zakelijke afnemers. Vooral die laatsten kunnen meer dan een steen in de rivier zijn indien het duurzaamheidsbeleid van die afnemers als uitgangspunt heeft dat zoveel mogelijk van de te verbruiken energie (te beginnen met elektriciteit) afkomstig is uit hernieuwbare bronnen. [5] Enkelen gingen u voor; wie volgt? 


[1] Er werd selectief geciteerd; de 11,9% is als je uitgaat van een Europese berekeningsmethode, terwijl volgens de standaard en eerder gebruikte methoden er een resultaat 12,4% uitrolt. Nog steeds niet voldoende evenwel uitgaande van 14%.
[2] Ik ben mij ervan bewust dat de mogelijke positieve gevolgen van de Urgenda-zaak op de energietransitie niet het resultaat is van het geslaagd inzetten door de overheid van een juridisch instrument; eerder is het tegendeel waar.  Voor de leesbaarheid van deze blog gooi ik juridische instrumenten die de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht hebben op een hoop. 
[3] Wellicht dat met de duur van 15 jaar dat geprofiteerd kan worden van de verlaagde energiebelasting die meningen aangepast worden.    
[4] Het betreft hier het kabinet maar ook de Tweede Kamer die het initiatiefrecht heeft.
[5] Als voorbeeld noem ik Google, de NS en Heineken.