Gedwongen winkelnering bij lokale duurzame energie initiatieven; zorg of zegen?

Vrijdag 19 November jongstleden hield Hier Opgewekt haar jaarlijkse congres waar “toutes” energie-coöperatief Nederland aanwezig was. Net als vorig jaar was de postcoderoos een gewild onderwerp van gesprek maar nieuw was de verwachting dat ons in de komende tijd daadwerkelijk een stortvloed van lokale duurzame energie projecten waarbij elektriciteit wordt opgewekt  (“LDE-projecten”) te wachten staat. Als het dan al niet via de band van het verlaagde energiebelastingtarief voor lokaal duurzaam opgewekte elektriciteit (“Postcoderoos”) is, dan wel via de SDE+ regeling.

Keerzijde (toekomstig) succes lokale duurzame energie projecten; vendor lock-in

Al luisterend vroeg ik mij die vrijdag af hoe in een bepaalde regio of plaats nu LDE-projecten naast elkaar kunnen bestaan en of ieder project wel zelfstandig voldoende deelnemers zou kunnen vinden. Er kunnen zich namelijk problemen gaan voordoen als aan deelname in een LDE-project de voorwaarde wordt verbonden dat de deelnemer (voor de duur van het project) verplicht klant wordt bij de energieleverancier die met het lokale project is verbonden. Als elke coöperatie bij elk LDE-project overgang naar de leverancier van keuze als eis stelt, wordt het lastig voor een consument om aan meerdere LDE-projecten deel te nemen. Er is sprake van gedwongen winkelnering waardoor er een “vendor lock-in” dreigt! [1]
Ik kom later terug wat de reden is waarom een coöperatie zulks soort eisen stelt – de Windcentrale doet dit bijvoorbeeld [2] – want er kunnen goede redenen zijn voor een coöperatie om verplicht één leverancier voor te schrijven.

Even voorstellen: de familie Alberts uit Zevenbergschen Hoek

Alvorens dieper op de problematiek in te gaan, is het verstandig een hypothetische situatie te schetsen waarmee vendor lock-in inzichtelijk kan worden gemaakt. Daarom verplaatsen we het toneel naar Zevenbergschen Hoek.

Aldaar woont de Familie Alberts (Klant A), een normaal gezin dat ongeveer 3.500 kWh verbruikt, die – en dat is nu nog niet helemaal normaal – 5 panelen op het dak heeft en daarmee jaarlijks (na aftrek van gelijktijdig verbruik) 1.000 kWh opwekt.

De man des huizes is zeer betrokken bij het opwekken van duurzame energie en heeft 3 keer geïnvesteerd in opwekprojecten van lokale coöperaties (laten we hopen dat zijn vrouw er van weet). 2 keer in een zonnedeel dat jaarlijks 500 kWh oplevert en 1 keer in een windmolendeel met dito opbrengst.

De zonneprojecten zijn door coöperaties ontwikkeld op basis van de Postcoderoos en liggen gelukkigerwijs in de postcoderoos van de familie Alberts. Jaarlijks kan de familie dus voor 1.000 kWh gebruik maken van de energiebelastingkorting van 7,5 euro cent.

DE Unie is de leverancier van de familie en de leveranciers die bij de projecten zijn ingeschakeld ter afwikkeling van de leveranciers-stromen zijn respectievelijk Nuon (het windpark), Qurrent en Greenchoice (de zonneparken).

Tot zover dus de familie Alberts die, zonder het te beseffen, met maar liefst 4 leveranciers te maken heeft voor haar elektriciteitslevering. Als dat maar goed gaat!

Reden waarom vendor lock-in ontstaat; één aansluiting mag maar één leverancier hebben

Om het probleem goed te kunnen duiden is enige kennis van de systematiek en regulering van de energiemarkt nodig.

Feit is namelijk dat momenteel het niet mogelijk is om als afnemer van energie (ongeacht of dit gas of elektriciteit is) gebruik te maken van meerdere leveranciers. Het systeem is namelijk zo opgebouwd dat op elke “aansluiting” slechts één leverancier actief kan zijn. In dat kader is het besluit van de Autoriteit Consument en Markt (“ACM”) op een vraag die door de Pawex (vereniging van windturbine exploitanten) aan haar werd voorgelegd zeer verhelderend.[3]

De algemene regel is dus dat er op één aansluiting slechts één leverancier actief kan zijn. 
De aansluiting is kort gezegd de koppeling van je eigen installatie in huis aan het net van de netbeheerder. [4] Een afnemer van elektriciteit, gedefinieerd in de Elektriciteitswet als iemand die beschikt over de aansluiting, kan dus voor die aansluiting maar met 1 leverancier zaken doen. De familie Alberts kan dus enkel met DE Unie afspraken maken over de levering van elektriciteit op haar aansluiting. En dus kan niet gelijktijdig ook Nuon, Qurrent of GreenChoice leverancier zijn voor wat betreft de levering van elektriciteit vanuit het LDE-project waar deze leveranciers bij berokken zijn.

Overigens is het wel zo dat er – om het nog maar wat complexer te maken – op één aansluiting wel degelijk meerdere EAN’s [5] kunnen bestaan. De systematiek van EAN’s maakt het weliswaar technisch mogelijk om op elk van die aparte EAN’s van die aansluiting een verschillende leverancier te hebben, maar dit kan regulatorisch dan toch net weer niet (zie eindnoot 3).

Het is dus wenselijk dat een lid van een coöperatie, welke coöperatie een LDE-project gaat realiseren, meerdere leveranciers mag hebben die direct op de aansluiting van dat lid de elektriciteit leveren die dat lid zelf heeft opgewekt. Als dit al niet mogelijk is, dan zouden leveranciers onderling wellicht tot afspraken moeten komen om één en ander mogelijk te maken.

Probleem onderkent

Dat de rigiditeit van de systematiek van de energiemarkt tot vreemde uitkomsten leidt was al eerder duidelijk. Als voorbeeld haal ik altijd “Herman de Stroomverdeler” aan die een slimme technische oplossing heeft bedacht voor het administratieve probleem dat bij appartements-complexen het “collectief” salderen niet mag.[6]

De regering is zich zelf ook van die rigiditeit bewust en heeft ruimte gemaakt om vrijplaatsen te creëren waar een beperkt regulatorisch regime van toepassing is. De idee is dat hiermee geëxperimenteerd kan worden en dat daarmee ook de energietransitie gebaat is. 
Dat nu wenst het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking te regelen, maar dit besluit is nog niet van kracht. [7]

Ook de ACM ziet de problemen. In haar besluit op de vraag van Pawex waar ik al eerder aan refereerde stelt de ACM

“[…] ACM ziet steeds meer decentrale invoedingsinitiatieven in
de markt ontstaan. ACM constateert dat afnemers daarbij meer flexibiliteit in hun leveringscontracten wensen, zoals het kunnen contracteren van verschillende leveranciers voor levering en invoeding. Tot het najaar van 2013 faciliteerden diverse netbeheerders, waaronder Liander, deze flexibiliteit. Met de wijziging van de Informatiecode en daarmee samenhangende codes als gevolg van de invoering van het nieuwe marktmodel hebben de netbeheerders deze flexibiliteit onmogelijk gemaakt. de ACM acht dit een ongewenste ontwikkeling, die niet past bij de huidige marktsituatie en de duurzaamheidsdoelstellingen. Daarom acht ACM het wenselijk dat een netbeheerder meerdere leveranciers op één aansluiting gaat faciliteren.”

Paul Corton, oud CEO van Alliander, stipte ook de wenselijkheid voor meer flexibiliteit aan wat betreft meerdere leveranciers op één aansluiting in een afscheidsinterview met het Financieel Dagblad. [8]
Samengevat stelt Corton

 “je wel mag kiezen bij welke bakker je je brood koopt, maar dat je niet mag kiezen om  bij de ene bakker roggebrood te kopen en bij de andere bakker wit brood.”

waarbij hij tevens aangeeft dat de oplossing niet zo moeilijk hoeft te zijn

 “Je kan dat simpel met wat extra meters op de aansluiting regelen en klaar ben je.”

In hetzelfde interview gaf Corton aan dat dezelfde flexibiliteit ook wenselijk zou zijn bij een (publieke) laadpaal voor elektrische voertuigen. Op de aansluiting van de laadpaal zou toch altijd de leverancier actief moeten mogen zijn waarmee de bestuurder van het elektrisch voertuig een laad-contract heeft!

Kleine nuancering

De casus van Pawex is niet helemaal vergelijkbaar met een laadpaal of een consument die elektriciteit krijgt vanuit meerdere coöperaties met een LDE-project.

Bij de Pawex-vraag was de casus namelijk dat je op een aansluiting bestemd voor een windturbine je voor de ene EAN, bestemd voor opwek door de turbine, terecht zou moeten kunnen bij leverancier X terwijl je voor de andere EAN, bestemd voor verbruik van de windturbine, gebruik zou moeten kunnen maken van leverancier Y.

Bij een laadpaal of consumenten aansluiting ligt het dus net even anders, want daarbij is er slechts sprake van één EAN die voorts enkel bestemd is voor registratie van het verbruik, waarbij dan zowel leverancier X en Y elektriciteit zouden moeten kunnen leveren aan de verbruikende afnemer. Wat wel vergelijkbaar is, is dat het toch mogelijk moet zijn dat een persoon met een aansluiting, ongeacht of er op de aansluiting wordt afgenomen of ingevoed en het aantal EAN’s, kan contracteren met meerdere leveranciers.

Reden waarom een coöperatie bij een LDE-project vendor lock-in niet kan vorkomen; Postcoderoos-afhandeling

Vendor lock-in klinkt nu niet iets dat je zou moeten willen, maar veelal is voor de business-case van een LDE-project “gedwongen winkelnering” conditioneel. Dit heeft – naast de al eerder genoemde regulatorische reden – te maken met de rol van een leverancier bij een LDE-project.

We gaan weer even terug naar de familie Alberts en een lokaal project waar zij op basis van de Postcoderoos in deelneemt. Wat mag de familie nu van de leveranciers verwachten? En dan bedoel ik de leverancier met wie de coöperatie in zee wil gaan én de leverancier die momenteel de elektriciteit levert op de aansluiting van de familie Alberts thuis.

De Memorie van Toelichting van het Belastingplan 2014 is duidelijk welke rol de leverancier in een Postcoderoos-project kan hebben.

“Enerzijds levert de coöperatie de opgewekte elektriciteit aan een energiebedrijf, anderzijds leveren één of meer energiebedrijven elektriciteit aan de individuele leden van de coöperatie, waarbij onder bepaalde voorwaarden het verlaagde tarief kan worden toegepast. De coöperatie sluit hiertoe niet alleen een overeenkomst met het energiebedrijf dat de elektriciteit afneemt, maar ook met één of meer energiebedrijven die elektriciteit leveren aan de leden. Bij de overeenkomsten met de energiebedrijven die aan de leden leveren, kan worden bepaald dat de coöperatie verplicht is tot verstrekking van de gegevens die de energiebedrijven nodig hebben om het verlaagde tarief te kunnen toepassen.”

Beoogd is dus dat een lid van een coöperatie met een Postcoderoos-project niet hoeft te switchen naar de leverancier die de elektriciteit van het LDE-project koopt om in aanmerking te komen voor de het verlaagde tarief.

Maar moeten alle leveranciers hier aan meewerken? Kan in het voorbeeld van de familie Alberts DE Unie weigeren om op de kWh die vanuit de postcoderoos-projecten zijn opgewekt de verlaagde energiebelasting toe te passen?

Dit mag DE Unie afgaande op de altijd informatieve website van Hier Opgewekt. Op de vraag:


“ZIJN ENERGIEBEDRIJVEN VERPLICHT OM MEE TE DOEN”

is het antwoord van de website:


“Nee, energiebedrijven zijn niet verplicht mee te werken aan het initiatief van een coöperatie of VvE. Ze kunnen dus weigeren om de belastingkorting te verrekenen. De energiebedrijven hebben het recht administratiekosten te rekenen voor het verrekenen van het belastingvoordeel op de elektriciteitsrekening van de deelnemer in de coöperatie. De leden van de coöperatie kunnen echter verschillende energiebedrijven benaderen voor het initiatief en overstappen naar het energiebedrijf dat wél mee wil werken en de beste prijs en voorwaarden biedt.”

Alhoewel ik nergens zwart op wit terug kan vinden dat hetgeen Hier Opgewekt stelt juist is (of onjuist is), is het wel aannemelijk dat de overheid niet elke leverancier heeft willen verplichten mee te werken aan een Postcoderoos-project.

Uitgelegd naar het voorbeeld:  de coöperaties zouden dus, via tussenkomst eventueel van Nuon, Qurrent of Greenchoice, aan DE Unie moeten doorgeven voor welke hoeveelheid kWh bij de familie Alberts de verlaagde energiebelasting geldt. Dit volgt uit artikel 19b van de uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag. [9]

Alhoewel ik moeite heb gedaan na te gaan hoe leveranciers zich precies opstellen wat betreft de administratieve afhandeling van de Postcoderoos (zowel richting de coöperatie als richting de leden), kom ik niet tot een eenduidig beeld van wat een coöperatie nu mag of kan verwachten als die voor een leverancier voor een LDE-project kiest. Ik ben nog geen propositie van een leverancier in de markt tegen gekomen waarbij die leverancier die zich opwerpt om elektriciteit af te nemen, alsmede om de gehele afhandeling van de Postcoderoos op zich te nemen waarbij gelijktijdig alle leden van de coöperatie die deel nemen in een LDE-project niet hoeven te switchen maar gewoon kunnen blijven bij de oude leverancier (of gerust ook weer weg kunnen switchen indien er zich een nieuw snoepje van de week aanbiedt). Ik houd mij aanbevolen om meer informatie hierover te ontvangen.

Reden waarom een coöperatie bij een LDE-project vendor lock-in niet kan vorkomen; Zelflevering

Stel bijvoorbeeld eens dat een coöperatie een project realiseert op basis van het concept dat de leden van de coöperatie de elektriciteit van het project direct zelf (veelal om niet, want het is je eigen elektriciteit per slot van rekening) geleverd krijgen. We spreken dan ook wel van “zelflevering”. [10] Om zelflevering mogelijk te maken moet er dus een leverancier gevonden worden die de elektriciteit (om niet) wil doorleveren. Immers, het systeem is dat via het net geleverde elektriciteit tussenkomst vereist van een leverancier (bij kleinverbruikers dient de leverancier ook nog eens te beschikken over een leveringsvergunning!).

In het voorbeeld van de familie Alberts zou dan de coöperatie die het project Y realiseert bij Qurrent moeten bedingen dat deze de kWh-hoeveelheid die aan de familie Alberts is toe te rekenen inkoopt van de coöperatie voor een bedrag x per kWh en dat Qurrent voor dat bedrag x die elektriciteit vervolgens levert aan DE Unie die die elektriciteit ook weer voor dat zelfde bedrag x aan de familie Alberts levert. 
Als het zelfleveringsmodel wordt toegepast (en het bedrag x dus 0 eurocent/kWh is), zal de familie Alberts dus niet voor de 500 kWh aan DE Unie hoeven te betalen!

Bij zelflevering is nergens uitgeschreven hoe een leverancier zich dient op te stellen. Of een leverancier wel of niet er aan mee wil werken is “des leveranciers”. Als een leverancier aan zelflevering wil meewerken, is het ook aan de leverancier (en de coöperatie natuurlijk) om te bepalen onder welke condities zij dit doet.

Er zijn voorbeelden van samenwerkingen met coöperaties waarbij een leverancier bepaalt dat haar randvoorwaarde is dat alle deelnemers aan het project alle benodigde elektriciteit (zowel zelflevering als netlevering) afnemen van de leverancier van het project en dat als een deelnemer desondanks besluit te switchen naar een andere leverancier, dat dan in ieder geval de voordelen van de zelflevering komen te vervallen. 
Reden voor deze vendor lock-in is dat zelflevering nogal wat administratieve voeten in de aarde heeft. Sterker nog, een systeem van zelflevering waarbij 2 leveranciers een rol spelen, te weten de 1ste leverancier die de elektriciteit van de coöperatie met het LDE-project koopt en de 2de leverancier die de elektriciteit van de 1ste geleverd krijgt en dat aan het lid van de coöperatie levert, lijkt zeer lastig te realiseren. 
Daar komt bij dat een leverancier moet investeren in het systeem om zelflevering mogelijk te maken en zal dan ook gedurende een aantal jaren klanten aan zich willen binden om ook de investeringen terug te verdienen.

Let wel; het feit dat bij zelflevering wordt doorgeleverd, betekent nog niet dat over deze levering geen BTW verschuldigd zou zijn. Voor deze blog is echter mijn aanname dat de familie Alberts over de kapitaalinleg  BTW heeft betaald en dat derhalve (zelf)levering van elektriciteit verder in de keten niet met BTW belast wordt.

Ik ben van mening dat het doorleggen van de verwerking van het lagere energiebelastingtarief van de ene leverancier naar de andere leverancier een haalbare kaart is.  Wel denk ik dat het momenteel een brug te ver is om bij het model van zelflevering te verwachten dat dit door alle leveranciers, ook die leveranciers die niet betrokken zijn bij de afname van de elektriciteit, wordt gefaciliteerd.

Reden waarom een coöperatie bij een LDE-project vrijwillig voor een vendor lock-in kiest; ontvangst van commissies door coöperatie 

Het is niet altijd ten gevolge van het regulatorische feit dat er niet meerdere leveranciers op één aansluiting actief mogen zijn dat er een vendor lock-in ontstaat. Er zijn bijvoorbeeld situaties dat een coöperatie weloverwogen voor een vendor lock-in kiest; zelfs als het mogelijk zou zijn met meerdere leveranciers te werken! Zo een situatie schets ik in het onderstaande.

Veelal zijn voor zonnedaken en/of zonneweides die met de Postcoderoos of SDE+ regeling worden ontwikkeld de marges van een business case klein. Deze marges zijn makkelijk te vergroten indien een coöperatie bedingt dat als leden (die deelnemen in een LDE-project ook) switchen met elektriciteit en wellicht ook gas naar de leverancier die de coöperatie gaat faciliteren, de coöperatie voor elke switch een commissie verkrijgt. Het is bekend dat de grotere energieleveranciers al Euro 50 in het handje geven voor elk lid dat switcht en ook bereid zijn voor retentie van een lid te betalen. Sterker nog, menig business case van LDE-projecten van coöperaties is daarop gebaseerd!

Ik permiteer me even een klein juridisch uitstapje door te melden dat indien een partij bemiddelt, en die partij bij die bemiddeling van 2 walletjes eet – bijvoorbeeld doordat de bemiddelende partij zowel een bijdrage krijgt van de partij die levert als van de partij waaraan geleverd wordt – de bemiddelende partij dit expliciet aan haar “twee heren” dient te melden. Dit volgt uit afdeling 3 “bemiddelingsovereenkomst” van boek 7 bw.

indien dus een coöperatie met een leverancier afspreekt dat de coöperatie leden aanbrengt en daarvoor een commissie krijgt, dan moet dit in bepaalde gevallen er toe leiden dat de coöperatie het ontvangen van deze commissie wel meldt aan haar leden. [11]

Het kan dus ook zo zijn dat door commissie-inkomsten waarmee juist een LDE-project mogelijk wordt gemaakt een vendor lock-in te billijken valt.

Wat vindt de ACM van vendor lock-in?

De ACM geeft in haar visiedocument over duurzaamheid en mededinging het volgende aan: 

“ACM vindt het een goede zaak dat consumenten vaker kunnen deelnemen aan kleinschalige duurzaamheidsinitiatieven; ze verenigen zich bijvoorbeeld in een coöperatie en worden zo mede-eigenaar van een windmolen. Bij dergelijke deelnemingen wil ACM de keuzevrijheid van consumenten voor een energieleverancier centraal houden. ACM vindt het niet redelijk als consumenten door deelname aan zo’n initiatief langer dan vijf jaar gebonden zijn aan een energieleverancier.” [12]

Uit het document volgt voorts dat de ACM huiverig is een positie in te nemen over deze materie, ook al omdat er wellicht nog geen sprake is van een markt die om regulering vraagt.

Ik concludeer dat voor de ACM keuzevrijheid centraal staat en zij dus vendor lock-in onwenselijk acht, maar dat zij wel degelijk oog heeft voor omstandigheden waardoor een vendor lock-in tot op zekere hoogte te billijken valt (zoals de ACM een bepaalde exclusiviteit altijd al billijkt voor de meeste overeenkomsten tussen leveranciers en afnemers).

De ideale wereld van de familie Alberts

In de ideale wereld zou er dus geen vendor lock-in zijn bij LDE-projecten. Dit betekent voor de familie Alberts dat (i) zij geen bedrag hoeft te betalen voor de hoeveelheid kWh opgewekt met de zonnepanelen en de LDE-projecten, (ii) zij over de eigen met zonnepanelen opgewekte hoeveelheid kWh geen energiebelasting betaalt en (iii) dat zij over de eigen, met de LDE-projecten die op basis van de Postcoderoos zijn vormgegeven, opgewekte hoeveelheid kWh het lagere energiebelastingtarief betaalt.
In de ideale wereld rekent de leverancier ook geen “cost to serve” om de flexibiliteit die de familie Alberts vraagt te faciliteren.

Wat is haalbaar?

Maar of die ideale wereld is te realiseren binnen de huidige regulatorische, fiscale en commerciële kaders waag ik te betwijfelen. Wat acht ik haalbaar op korte termijn?

Mijns inziens moet het in ieder geval mogelijk zijn dat de familie Alberts voor deelname in LDE-projecten op basis van de Postcoderoos niet hoeft te switchen; de leveranciers in Nederland moeten toch in staat zijn de verlaagde energiebelasting te faciliteren ook al nemen ze niet de elektriciteit van het LDE-project af! Dit nu was ook het uitgangspunt van de regering en het parlement bij de aanname van de Postcoderoos. 
Ik heb er echter een zwaarder hoofd in dat voor LDE-projecten die op zelflevering gebaseerd zijn het op korte termijn mogelijk wordt om daarbij met verschillende leveranciers te werken. 
Wel zal altijd rekening moeten worden gehouden dat als leveranciers de gevraagd flexibiliteit willen leveren, hier weldegelijk een prijskaartje aanhangt, hetgeen mijns inzien terecht is.

We moeten blij zijn met het ontstaan van vendor lock-in!

Het is mogelijk bovenstaande materie van een zonnige kant te bekijken. Te stellen valt namelijk dat we blij mogen zijn als er een vendor lock-in ontstaat bij LDE-projecten. Immers, dat kan alleen maar betekenen dat LDE-projecten succes hebben en dus met elkaar gaan concurreren en dus de slag om de lokale consument gaat losbarsten. Kortom; het hebben van een risico op vendor lock-in is een zegen!

Dit nu is me iets te makkelijk geredeneerd en voelt als het met een dragline vooruitschuiven van een berg afval waar je nu even niet naar wilt kijken. Ik denk dat juist nu het moment is, nu we (vermeend) aan de vooravond staan van een stortvloed van LDE-projecten, om in te regelen dat er geen vendor lock-in ontstaat waardoor daadwerkelijke mededinging in de lokale duurzame energiemarkt gewaarborgd blijft.

Actie; maar wat te doen?

Ik een aantal gedragsregels willen voorstellen voor leveranciers en coöperaties die met LDE-projecten in de weer zijn. Daarnaast ligt er een uitdaging voor het grijpen voor de politiek en energiebedrijven om op te acteren. Ik stel dan ook het volgende voor:

Voorstel 1) Het is aan de regering, het parlement en brancheorganisaties van leveranciers en netbeheerders om verder te bespreken of en hoe nu (regulatorisch) mogelijk gemaakt kan worden dat er meerdere leveranciers op één aansluiting actief kunnen zijn.

Wellicht is de minst verstorende en dus meest voor de hand liggende oplossing om op één aansluiting slechts één leverancier actief te laten zijn (de basis-leverancier) die als enige de programma-verantwoordelijkheid voor de afnemer draagt en tevens verantwoordelijk is voor het in rekening brengen van de energiebelasting en netwerkkosten. Deze basis-leverancier berekent de afnemer dan (i) de totale kWh-afname uit het net minus de zelf en met LDE-projecten opgewekte elektriciteit en dient tevens (ii) verplicht te worden om de nominatie van de andere leveranciers die energie (vanuit LDE-projecten) aan deze afnemer leveren te accepteren en te verwerken. De andere leveranciers factureren dan aan de afnemer direct (en los van de basis-leverancier) de door de afnemer van een LDE-project afgenomen kWh-hoeveelheid, inclusief BTW, maar exclusief energiebelasting.

Voorstel 2) Tot de tijd dat er een regulatorische oplossing is, dienen consumenten die willen deelnemen in LDE-projecten die informatie te krijgen op basis waarvan de consument kan bepalen of het LDE-project het waard is om zich dientengevolge langjarig afhankelijk te maken van één leverancier. Geef als initiatiefnemer van een LDE-project de consument dan ook in overweging dat er in de komende jaren ook andere interessante projecten in de buurt zullen ontstaan waarbij het mogelijk lastig is om daar aan deel nemen indien men nu kiest voor een project met een vendor lock-in.

Voorstel 3) Hangende het ontbreken van een regulatorische oplossing dienen coöperaties verder te kijken dan de haalbaarheid van dat ene eigen LDE-project. Voorkom dat je eigen LDE-project toekomstige projecten in de nabije regio bij voorbaat kansloos maakt. Indien een project groot genoeg is, kan gedacht worden om door gebruik te maken van de experimenteer AMvB vendor lock-in te voorkomen. Ook kan voor een LDE-project aan leden worden aangeboden dat men of met zelflevering (en dus met gedwongen leverancierskeuze) of zonder zelflevering (met vrije leverancierskeuze) kan deelnemen.

Voorstel 4) Los van de politieke en regulatorische agenda kunnen leveranciers in de sector nu al onderling nagaan en bespreken hoe vendor lock-in kan worden voorkomen, bijvoorbeeld dat bij de Postcoderoos de verlaagde energiebelasting gewoon verrekend wordt, ook als de leverancier niet de elektriciteit van het LDE-project afneemt. Indien niet van de gehele populatie van leveranciers gevraagd kan worden dat zij deze flexibiliteit betrachtten, dan is het zaak dat er een voorhoede van flexibele leveranciers wordt gevormd – het liefst minimaal 3 – zodat mededinging is geborgd. Noem het een “coalition of the willing”. Wellicht is een andere oplossing dat er een partij opstaat die als een soort “clearing house” voor alle coöperaties en leveranciers zorg draagt voor een juiste administratie van de toe te rekenen hoeveelheden kWh ten behoeve van de verlaagde energiebelasting alsmede de zelflevering. Met zo’n “oliemannetje” zou vendor lock-in mijns inziens voorkomen kunnen worden zonder regulatorische veranderingen.

….en wat moet de familie Alberts doen?

Mijn advies aan de familie Alberts (en de coöperaties waar de familie Alberts mogelijk in deel wil gaan nemen) is om slechts deel te nemen aan LDE projecten waarbij ze de keus heeft om deel te nemen met vrije leveranciers-keus (waarmee wel de Postcoderoos mogelijkheden kunnen worden benut maar wellicht niet die van zelflevering) als met verplichte leveranciers-keus (waarmee zowel Postcoderoos mogelijkheden en zelflevering is geborgd). 
Notabene: Zonnepanelendelen heeft voor een zonneweide in Breda voor een door mij bedoelde structuur gekozen. [13] Dit lijkt mij vooralsnog een “best practice” voor coöperaties in Zevenbergschen Hoek.

Conclusie

Momenteel is mijns inziens gedwongen winkelnering bij lokale duurzame energie initiatieven een zorg. Kiezen we met z’n allen voor zelflevering – met de betere rendementen – dan bestaat de kans dat straks de vijver van waaruit een duurzaam coöperatief kan vissen om haar LDE-project met leden te vullen, leeg is. 
Zonder oplossing van dit probleem zal er mijns inziens geen zegen rusten op het succes van alle lokale duurzame energie initiatieven, maar slechts van enkelen.

——————

Verantwoording

Om deze blog leesbaar te houden ben ik uitgegaan van een aantal aannames. 
Een aanname is bijvoorbeeld dat de manier waarop een lokaal energie project wordt opgezet veelal gebaseerd is op het systeem van zelflevering. Indien een LDE-project gestructureerd is als een obligatielening, is er natuurlijk geen risico op vendor lock-in!
Voorts laat ik buiten beschouwing op welke wijze (de kosten van) de regionale en landelijke netbeheerders doorwerken en heeft deze blog enkel betrekking op (de zelflevering van) elektriciteit.
Tevens ga ik niet uitgebreid in op de wijze waarop BTW doorwerkt op business case van LDE-projecten.

——————

[1] Vendor lock-in maakt een klant afhankelijk van een leverancier voor producten en diensten, omdat hij niet in staat is om van leverancier te veranderen zonder substantiële omschakelingskosten. Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Vendor_lock-in
[2] https://www.windcentrale.nl/faq/waarom-moet-ik-overstappen-op-greenchoice/ . De Windcentrale heeft wel te kennen gegeven voor toekomstige projecten een vrije keuze van leverancier te willen bieden: Energeia 12 september 2014, “Windcentrale zegt monogame relatie met Greenchoice vaarwel”.
[3] Zie https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/13214/Windmolenbedrijf-zou-beste-energiedeals-moeten-kunnen-sluiten/ waarbij in het besluit zelf de grondslagen van de lijn “1 aansluiting kent slechts 1 leverancier” uit de doeken wordt gedaan.
[4] Voor degene die zich afvragen wat nu een aansluiting precies is verwijs ik graag naar het artikel van STEK Advocaten. Zie http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&cad=rja&uact=8&ved=0CEAQFjAB&url=http%3A%2F%2Fwww.steklaw.com%2Ffiles_content%2Fpublicaties%2FArtikel%2B-%2BDe%2Baansluiting%2Brevisited%2B2009-10.pdf&ei=ht91VN_SMY7iaofHgVA&usg=AFQjCNEjB0KCII55rg_yK1OHPkaYbFitBQ&sig2=SNSok03RMSNYYX-MFEJpNg  
[5] Een EAN-code is het identificatienummer van een gas- en elektriciteitsaansluiting. De EAN-code bestaat uit een uniek getal van 18 cijfers en is vergelijkbaar met een paspoortnummer. Elke elektriciteitsaansluiting en gasaansluiting in Nederland heeft zijn eigen, unieke EAN-code. Leveranciers en netbeheerders kunnen met de EAN-code direct zien over welke aansluiting het gaat. Transporteurs en leveranciers van energie gebruiken de EAN-code in hun onderlinge communicatie. Zo weten zij zeker dat ze het over dezelfde aansluiting hebben. Bron: www.energieleveranciers.nl
[6] Zie http://www.trouw.nl/tr/nl/5151/Vincent-wil-zon/article/detail/3270659/2012/06/14/Herman-verdeelt-de-zonneelektriciteit-heel-slim.dhtml
[7] http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/09/22/kamerbrief-over-het-besluit-experimenten-decentrale-duurzame-elektriciteitsopwekking.html
[8] http://fd.nl/selections-energie/energiepartners/selections-energeia/25949/corton-wenst-bij-vertrek-uit-energiesector-meer-leveranciers-op-een-aansluiting
[9] http://wetten.overheid.nl/BWBR0007159/geldigheidsdatum_26-11-2014 )
[10] Zie http://www.wijkrijgenkippen.nl/bibliotheek/saldering-en-zelflevering/ “Zelflevering is het gebruik van je eigen opgewekte elektriciteit. De geproduceerde elektriciteit wordt niet verkocht aan een leverancier. De leverancier is hier alleen administrateur. De elektriciteit die je opwekt voer je in het elektriciteitsnet dat dient als een soort buffer. “
[11] Artikel 7:427 BW juncto artikel 417:7 en 418:7 BW
[12] Zie https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/12786/Visiedocument-duurzaamheid-in-energietoezicht/
[13] Zie https://www.zonnepanelendelen.nl/project/zonnewijde?utm_source=Zonnepanelendelen+mailinglist&utm_campaign=cea7e6d4c7-ZPD_nieuwsbrief_11_27_2014&utm_medium=email&utm_term=0_de338942a4-cea7e6d4c7-218587553