De aanleg van snel internet draagt positief bij aan de business case voor duurzame energie projecten: waar of niet waar?

Zo vlak voor de zomervakantie is vanuit Brussel een richtlijn verschenen die tot doel heeft om de kosten van de aanleg van (openbare) communicatienetwerken[1] met hoge snelheid te verlagen.

De idee van de richtlijn, die uiterlijk op 1 juli 2016 moet zijn omgezet in Nederlandse wetgeving, is simpel. Als de aanlegger van snel internet nu eens gebruik kan maken van (delen van) de fysieke infrastructuur van derden, dan scheelt dat in kosten en zal het snelle internet wellicht ook (eerder) tot stand worden gebracht.

Dat alles vanuit de digitale agenda van de Europese Unie dat in 2020 alle Europeanen toegang hebben tot snel internet.

Relevante delen richtlijn

Wat is nu de structuur van de richtlijn? Allereerst definieert deze wat fysieke infrastructuur is en wat een netwerkexploitant is.

Zo is een netwerkexploitant (artikel 2 lid 1):

“een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning is verleend om openbare communicatienetwerken aan te bieden, alsmede een onderneming die fysieke infrastructuur aanbiedt die tot doel heeft een dienst te leveren: a) zoals de productie, het transport of de distributie van: i) gas, ii) elektriciteit, met inbegrip van straatverlichting, iii) verwarming, iv) water, met inbegrip van de verwijdering of verwerking van afval- en rioolwater, en drainagesystemen; b) vervoersdiensten, met inbegrip van spoorwegen, wegen, havens en luchthavens.”

Fysieke infrastructuur is volgens de richtlijn (artikel 2 lid 2):

“elk element van een netwerk dat bedoeld is om er andere elementen van een netwerk in onder te brengen zonder dat het zelf een actief element van het netwerk wordt, zoals buizen, masten, kabelgoten, inspectieputten, mangaten, straatkasten, gebouwen of ingangen in gebouwen, antenne-installaties, torens en palen […]”

Tussenconclusie van belang voor ondernemers in duurzame energie projecten

Te constateren is dus dat de gerechtigden tot bijvoorbeeld een windmolen(park) maar ook tot andere productie-installaties voor energie, zoals een zonnepark, volgens de richtlijn “aanbieders” zijn van een “fysieke infrastructuur” en dus “netwerkexploitanten” zijn.

Netwerkexploitant; so what?

Dat het zijn van een netwerkexploitant niet zonder gevolgen is volgt uit het volgende in artikel 3 lid 2:

“De lidstaten dragen er zorg voor dat de netwerkexploitanten, op schriftelijk verzoek van ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, moeten voldoen aan redelijke verzoeken om toegang tot hun fysieke infrastructuur onder billijke en redelijke eisen en voorwaarden met inbegrip van de prijs, met het oog op de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid. Dat schriftelijke verzoek bevat een nadere omschrijving van de elementen van het project waarvoor om toegang wordt verzocht, met inbegrip van een tijdschema.”

Conclusie

De conclusie is dus dat (in het voorbeeld) een onderneming met een windmolen(park) of zonnepark mee dient te werken met een verzoek van een aanbieder van snel internet om gebruik te mogen maken van respectievelijk de windmolen of het zonnepark. Echter, enkel als het ook technisch kan en tegen betaling van een billijke prijs!

Naar analogie van artikel 5.12 lid 3 van de Telecommunicatiewet volgt mijns inziens dat een billijke prijs bestaat uit (in ieder geval) de door de exploitant te maken kosten, een proportioneel deel van de kosten van de gemeenschappelijke voorzieningen alsmede uit een redelijk rendement.

Overigens regelt de richtlijn meer dan alleen de in het voorgaande beschreven “toegangsverplichting”. Ook regelt de richtlijn dat netwerkexploitanten i) informatie moeten verschaffen over de eigen infrastructuur en ii) de aanleg van snel internet door verschillende aanbieders op de eigen infrastructuur moeten coördineren; de zogenaamde “transparantie verplichting” en “coördinatie verplichting”. Hierop zal ik in deze bijdrage echter niet verder ingaan.

Theorie versus praktijk; relevantie van de richtlijn voor ondernemers in duurzame energie projecten

Het voorgaande geeft aan wat de richtlijn regelt en wat op basis van de tekst en context te verwachten is. Maar waar moet in de praktijk een ondernemer met een productie-installatie voor duurzame energie rekening mee houden?

Telecommunicatiewet regelt al één en ander

Van belang is te beseffen dat de huidige Telecommunicatiewet aan aanbieders van (openbare) elektronische communicatienetwerken al verplichtingen tot het meewerken aan het “medegebruik” van elkaars voorzieningen oplegt.

Het principe van deze wet is namelijk dat beheerders van openbare grond (dus gemeenten, provincies, etcetera) de aanleg van een openbaar elektronisch communicatienetwerk (snel internet dus) op hun grond moeten “gedogen”, maar dan moet wel de aanlegger van dat snelle internet in gesprek gaan met andere partijen die al voorzieningen in die openbare grond hebben over het medegebruik van die voorzieningen.

Daarbij komt dat een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die al in de openbare grond “gedoogd” wordt, de plicht heeft mee te werken aan een verzoek van een aanlegger van een nieuw netwerk om van de bestaande voorzieningen mede gebruiken te maken, mits daarvoor wel een redelijke vergoeding wordt betaald (artikel 5.2 lid 7 juncto artikel 5.12).

Omzetting richtlijn

Voorts moet opgemerkt worden dat de richtlijn omgezet moet worden in Nederlandse wetgeving en Nederland is in het algemeen niet heel erg op tijd met omzettingen (veelal om begrijpelijke redenen). Voor de omzetting zullen in ieder geval de Telecommunicatiewet maar waarschijnlijk ook de energiewetten aangepast moeten worden.

Mijn verwachting is dan ook niet dat de richtlijn al voor 1 juli 2016 van kracht wordt in Nederland. Een onderneming die bijvoorbeeld een windpark heeft zal dan ook pas per 1 juli 2016 te maken krijgen met verzoeken van bijvoorbeeld Vodafone om gebruik te maken van de windturbine ten behoeve van de aanleg van snel internet, waar de windondernemer dan verplicht actie op dient te nemen.

Theoretisch veel gevolgen; maar wat gebeurt er in de praktijk?

Met dat in het achterhoofd kan dus gesteld worden dat op basis van de richtlijn het aantal partijen dat in Nederland bewogen kan worden tot het toestaan van “medegebruik” dus veel groter wordt! Niet alleen maar de aanbieders van snel internet die in openbare grond liggen moeten medewerking verlenen aan een redelijk verzoek tot (mede)gebruik van de eigen voorzieningen. Vanaf in ieder geval 1 juli 2016 dienen alle netbeheerders, energieproducenten, eigenaren van lantarenpalen, enzovoorts verplicht mee te werken aan verzoeken van aanbieders van snel internet om de eigen infrastructuur mede te gebruiken.

Of er echter in de praktijk in Nederland veel gaat veranderen is maar de vraag. Op het gebied van snel internet is Nederland in de EU namelijk koploper en het lijkt er op dat er al meer dan voldoende hardware in kerktorens, masten, onder de grond en waar al niet meer ligt, hangt of staat om in Nederland de breedband ambities van de Europese Unie waar te maken.

Het antwoord op de vraag

En dan het antwoord op de in de titel door mij gestelde vraag. Zal de aanleg van snel internet positief bijdragen aan de business case voor duurzame energie projecten?

Gezien de hoge penetratie van breedband netwerken in Nederland en de billijke prijs die een “netwerkexploitant” mag rekenen, is het niet te verwachten dat de richtlijn veel positieve invloed heeft op de business case van een duurzaam energieproject, maar het zal zeker niet negatief uitpakken!


[1] Met het begrip “openbare communicatienetwerken” worden onder meer de vaste- en draadloze netwerken bedoeld van onder andere KPN, Vodafone en Tele2 waar in principe iedereen toegang tot kan krijgen. Voor het gemak haal ik in het nu volgende deze netwerken aan als “snel internet”, alhoewel je er natuurlijk meer mee kan dan alleen internetten, zoals bijvoorbeeld bellen en andere vormen van (elektronische) communicatie.